De Bennebroekerpolder lag - met uitzondering van een kleine strook ten zuiden van de Swartsenburgervaart behorend tot de gemeente Heemstede - binnen de grenzen van de gemeente Bennebroek. De noordzijde van de polder werd begrensd door de Swartsenburgervaart, de oostzijde door de Haarlemmermeer en later de ringdijk van de Haarlemmermeerpolder, de zuidzijde door de Zandlaan (tevens de grens met het Zuidhollandse Hillegom en de daaronder gelegen Oosteinderpolder) en de westelijke grens werd gevormd door de zogenaamde hoge gronden van het voormalige Huis te Bennebroek, lopend langs de Bennebroekervaart naar de Binnenweg en vervolgens zuidwaarts tot aan de Zandlaan. De vroegste stukken over de Bennebroekerpolder dateren van 1653 en bevinden zich in het oud archief van het Hoogheemraadschap van Rijnland te Leiden. De polder werd door de ambachtsheren van Bennebroek hoofdzakelijk gebruikt als jachtterrein. Zij hadden er vanaf 1676 hun 'vogelkooi'. De bebouwing in de polder is door de eeuwen heen vrij beperkt gebleven. Het merendeel van het land werd gebruikt als wei- en bouwland. In de jaren 60 van de 20e eeuw werd de poldergrond ten zuiden van de Bennebroekervaart in gebruik genomen voor de realisatie van het uitbreidingsplan Meerweg en het recreatieplan Rottegat. De Bennebroekerpolder is als waterschap opgeheven per 1 januari 1974. De taken, rechten, verplichtingen, bezittingen en schulden van de polder zijn overgegaan op de gemeente Bennebroek.