Vóór 1959 maakte de brandweer deel uit van de Dienst Gemeentewerken. De directeur van Gemeentewerken was tevens benoemd tot commandant van de brandweer. In 1958 werd besloten om de brandweer van de Dienst Gemeentewerken los te koppelen. Per 1 januari 1959 werd de brandweer aangewezen als een aparte tak van dienst. De brandweercommandant had eveneens de dagelijkse leiding over het ambulancevervoer. De exploitatie van het ziekenvervoer werd echter verwerkt in de administratie van Gemeentewerken. Hieraan kwam een einde op 1 januari 1960 bij de instelling van de Brandweer en Ambulancedienst tot tak van dienst. Het gemeentelijk brandweerkorps bestond uit beroepspersoneel en vrijwilligers. De vrijwilligers vervulden een belangrijke functie bij de uitrukdienst voor wat betreft de brandbestrijding. Bij het ambulancevervoer werd uitsluitend met beroepspersoneel gewerkt. Als gevolg van de uitgestrektheid van de gemeente waren de vrijwilligers verdeeld over zes woonkernen te weten: Badhoevedorp, Hoofddorp, Lisserbroek, Nieuw-Vennep, Rijsenhout en Zwanenburg. Het werk van het personeel van het ambulancevervoer bestond uit het vervoer van zieken en slachtoffers van ongevallen en het verlenen van eerste hulp aan die slachtoffers. De medische begeleiding en instructie van het personeel van het ambulancevervoer was in handen van de directeur van de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst.