De Gereformeerde Kerken in Nederland komen voort uit een tweetal afscheidingen uit de Nederlands-Hervormde Kerk. In 1834 vond de zogenaamde Afscheiding plaats, en in 1886 de Doleantie. De hieruit voortgekomen kerkgenootschappen, resp. Christelijke Gereformeerde Kerk en Nederduits Gereformeerde Kerken, gingen in 1892 voor een groot gedeelte samen, onder de naam Gereformeerde Kerken in Nederland. Beide kerkgenootschappen hadden een Classis Haarlem-Alkmaar. Deze classes werden in 1892 opgeheven en vervangen door een tweetal nieuwe, de Classis Alkmaar en de Classis Haarlem van de Gereformeerde Kerken in Nederland. De volgende kerken behoorden bij de oprichting in 1892 tot de Cassis Haarlem: Beverwijk-Heemskerk, Haarlem, Haarlemmermeer-Oostzijde (ook wel Sloterweg genaamd), Halfweg, Hoofddorp, Nieuw-Vennep, Velsen, Vijfhuizen, Westzaan, Wormer, Wormerveer en Zaandam. In 1925 werd door de oprichting van de Classis Zaandam een aantal kerken bij deze nieuwe classis gevoegd. Een zelfde verlies werd in 1947 geleden, door de oprichting van de Classis Hoofddorp. In de tweede helft van de 20e eeuw groeide bij de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Nederlands-Hervormde Kerk het verlangen naar samenwerking. Dit leidde uiteindelijk tot het zogenaamde 'Samen op weg'-proces. Ook op de classis had dit zijn uitwerking. Vanaf 1983 kwamen met enige regelmaat gemeenschappelijke vergaderingen voor. In 1996 werden bijna alle vergaderingen gezamenlijk gehouden en in 1997 ontstond de gefedereerde classis, een samenwerkingsverband tussen de Gereformeerde en Hervormde classes Haarlem en de Evangelisch-Lutherse kerk, die zich inmiddels bij het eerder genoemde proces had aangesloten.