In het rapport van de Commissie onderzoek Dossier J.A. Poch wordt melding gemaakt van een telefoongesprek dat in mei-juni 2007 plaatsvond met R.J. Manschot, de toenmalige Nederlandse vertegenwoordiger bij Eurojust (een Europees justitieel samenwerkingsverband). Het werd aangenomen door de Engelstalige receptioniste van Eurojust, die bij het doorverbinden meldde dat de beller afkomstig was van het ‘cabinet of your Majesty’. In het Nederlands verzocht e vrouwelijke beller de heer Manschot om te interveniëren in de zaak Poch en het onderzoek te doen stopzetten omdat ‘de zaak tegen die Argentijnse piloot zo pijnlijk zou zijn voor Maxima’. Desgevraagd ontkende de beller nadrukkelijk dat het telefoongesprek werd gevoerd op verzoek van de toenmalige Koningin, maar zij meldde wel 'binnen een groepje' te hebben gesproken over de kwestie.
De commissie heeft geen enkele bevestiging kunnen verkrijgen van het door de heer Manschot gemelde voorval, en evenmin een verklaring kunnen vinden voor hoe het onderzoek Poch in zo’n vroegtijdig stadium zou hebben kunnen uitlekken en bekend zou kunnen zijn geraakt
bij derden ( meer in het bijzonder, bij kringen rond het Koninklijk Huis). Op verzoek van de commissie heeft de directeur van het Kabinet van de Koning wel navraag gedaan bij diverse mogelijk betrokkenen, maar dit heeft toen geen nieuw licht op de zaak kunnen werpen.
Op 14 september 2021 vond in de Tweede Kamer een debat plaats over de gang van zaken rondom de uitlevering van de heer Poch aan Argentinië. De hierboven beschreven telefonische interventiepoging riep bij de leden van de Tweede Kamer de nodige vragen op. Zo merkte
S.W. Sjoerdsma op dat de suggestie blijft bestaan dat het Koninklijk Huis invloed heeft willen uitoefenen op het onderzoek, en dat dit schadelijk is voor het aanzien van het Koninklijk Huis en de onafhankelijkheid van de rechtsstaat. Ook A.H. Kuiken vroeg om opheldering;
alle twijfel over de rol van het Koninklijk Huis in deze zaak moest worden weggenomen.
De Kamerleden Sjoerdsma, Van Nispen en Kuiken dienden uiteindelijk een motie in waarin de regering werd verzocht ‘een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de vermeende beïnvloeding van het Koninklijk Huis in de strafzaak Poch’, vanuit de gedachte dat ‘de commissie
Machielse niet heeft kunnen uitsluiten dat het Koninklijk Huis heeft geprobeerd de strafzaak Poch te beïnvloeden of daartoe instructies heeft gegeven’ en dat ‘het voor het aanzien van zowel de Nederlandse rechtsstaat als het Koninklijk Huis ongewenst en schadelijk is als de impressie van vermeende beïnvloeding van het Koninklijk Huis in de strafzaak Poch blijft voortbestaan’. De Tweede Kamer nam deze motie op 16 september 2021 aan.
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft hierop aan prof. dr. A.H.G. Rinnooy Kan gevraagd of hij bereid zou zijn het in de motie bedoelde onderzoek uit te voeren. Rinnooy Kan gaf aan hiertoe bereid te zijn, onder de voorwaarde dat het Koninklijk Huis hieraan zijn volledige
medewerking zou willen verlenen. De directeur van het Kabinet van de Koning heeft Rinnooy Kan op 16 november 2021 in een brief bevestigd dat het Kabinet van de Koning de commissie de verlangde medewerking zou verlenen en dat de commissie toegang zou krijgen tot alle informatie die zij nodig achtte. De directeur bevestigde in deze brief ook de bereidheid van de Koning, de Koningin en Prinses Beatrix
om desgevraagd met Rinnooy Kan in gesprek te gaan in het kader van het onderzoek, en zei namens de Koning toe dat de leden van de Hofhouding en de medewerkers van de Dienst Koninklijk Huis desgevraagd alle medewerking zouden verlenen.
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft op 12 november 2021 de Commissie rol Koninklijk Huis in de zaak J.A. Poch ingesteld. Het instellingsbesluit is op 16 november 2021 in de Staatscourant gepubliceerd. Op dezelfde dag is ook de Tweede Kamer geïnformeerd over de instelling van de commissie, onder verwijzing naar de hiervoor genoemde motie Sjoerdsma c.s.