De burgmeesters van de gemeenten Haarlemmermeer, Bennebroek en Haarlemmerliede en Spaarnwoude besloten bij besluit van 25 juni 1942 tot het instellen van een gemeenschappelijke regeling betreffende het geneeskundig schooltoezicht voor de genoemde gemeenten. Als centrumgemeente werd de gemeente Haarlemmermeer aangewezen. De belangen van deze regelingen werden behartigd door een Commissie van beheer, bestaande uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten. De door de burgemeesters in oorlogstijd aangegane gemeenschappelijke regeling kwam ingevolge de wet van 27 mei 1948 Staatsbladnr. I 215 te vervallen. De gemeenteraden van de desbetreffende gemeenten hebben daarop in 1951 een nieuwe gemeenschappelijke regeling betreffende het geneeskundig schooltoezicht vastgesteld. Deze regeling trad met ingang van 26 januari 1952 in werking. Vanaf 1947 kon de schoolartsendienst voor het eerst normaal functioneren. Er werd een begin gemaakt met de medische-hygiënische inspectie van schoolgebouwen, speelplaatsen en leermiddelen. Ook werd gestart met het systematisch onderzoek van de schoolleerlingen. In 1968 leidde de toename van het aantal leerlingen tot het aanstellen van een tweede schoolartsenteam en in 1976 werd hieraan nog een derde team toegevoegd. De financiële administratie werd met ingang van 1973 door de centrale boekhouding van de gemeente Haarlemmermeer overgenomen, waardoor de functie van secretaris-penningmeester van de Commissie van beheer kwam te vervallen. Hiervoor in de plaats werd een secretaris aangesteld. Door de totstandkoming van de Basisgezondheidsdienst kwam op 1 april 1987 een eind aan de gemeenschappelijke regeling.