De Commissie van bijstand voor arbeids- en pensioenzaken was een vaste raadscommissie. Van 1923-1928 heette de commissie: Commissie voor arbeidsaangelegenheden. Alleen leden van de gemeenteraad konden lid van de commissie zijn. Aan de commissie werd geen besturende bevoegdheid toegekend; die bleef bij het College van Burgemeester en Wethouders berusten. De taak was veelal beperkt tot het geven van advies aan het genoemd college.