De Commissie van bijstand voor onderwijszaken, ingesteld op 1 december 1925 op voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders, was een vaste raadscommissie. De commissie stond het College van Burgemeester en Wethouders bij in het beheer van onderwijszaken rakende het kleuter-, lager-, middelbaar-, nijverheids- en handelsonderwijs. Alleen leden van de gemeenteraad konden lid van de commissie zijn. Aan de commissie werd geen besturende bevoegdheid toegekend; die bleef bij het College van Burgemeester en Wethouders berusten. De taak van de commissie, welke uit specialisten uit de diverse fracties bestond, was om voorstellen van het College van Burgemeester en Wethouders te toetsen alvorens zij behandeld werden in de raadsvergadering. De taak was dus veelal beperkt tot het geven van advies aan het genoemd college.