De Rekenkamer is opgericht op 11 augustus 1698 te Haarlem. In 1795 werden de commissarissen over de Rekenkamer en de thesauriers vervangen door een Kamer van Financie, die tegelijk de directie had over de Bank van Lening en de Geestelijke Goederen. Een <BCURS>commies van financie<ECURS> deed het werk van de thesaurie, <BCURS>een secretaris van financie<ECURS> het werk van de Rekenkamer. Op 18 augustus 1795 werd de naam veranderd in Comité van Financie, tevens belast met het opzicht over de Weeskamer en Bank van Lening. In 1798 werd hieraan toegevoegd: en van kerkelijke zaken. In 1803 werd de naam veranderd in Kamer van Financie en in 1808 in Gecommitteerden tot de Stedelijke Financiën, terwijl de taken telkens hetzelfde bleven. In 1811 werd het college ontbonden. De werkzaamheden kwamen bij de Ontvanger, voor het overige werd een <BCURS>gedelegeerde tot de zaken der stedelijke financie<ECURS> benoemd. In 1813 is er wederom een Kamer van Financie ingesteld.