Vanaf 1814 bestond er formeel één provincie Holland, die bestuurlijk een scheiding kende, door de benoeming van twee gouverneurs en twee colleges van Gedeputeerde Staten. Het college van Provinciale Staten gold voor de hele provincie Holland en kwam afwisselend bijeen in Haarlem en Den Haag. Vanaf 1840 is de provincie Holland gescheiden in twee afzonderlijke provincies Noord- en Zuid-Holland. Het algemeen bestuur van de provincie wordt gevormd door de Provinciale Staten. De Statenleden worden voor een periode van vier jaar gekozen door de inwoners van de provincie. Met het dagelijks bestuur zijn de Gedeputeerde Staten belast, zij worden eveneens voor een periode van vier jaar gekozen, maar dan door de Provinciale Staten. De Commissaris van de Koning/Koningin is voorzitter van de zowel de Provinciale Staten als Gedeputeerde Staten. Hij wordt voor een periode van zes jaar benoemd door de Kroon. De politieke besluiten worden met hulp van de provinciale ambtelijke organisatie uitgevoerd. Tot de invoering van het duale stelsel in 2002 (waarbij de leden van Gedeputeerde Staten geen lid meer zijn van Provinciale Staten en door Provinciale Staten worden gecontroleerd) stond de griffier aan het hoofd van de ambtelijke organisatie, daarna de provinciesecretaris. Hij wordt, op voordracht van Gedeputeerde Staten, benoemd door Provinciale Staten. De provinciesecretaris heeft de leiding over de ambtenaren en vormt de schakel tussen Gedeputeerde Staten en het ambtelijk apparaat. In 2002 is de functie van statengriffier geïntroduceerd, die zich sterk richt op de belangen van de Provinciale Staten.