Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 trof de regering meteen maatregelen om de burgers te beschermen tegen tekorten en te hoge prijzen. In 1914 kwam er een wet tot stand tot het tegengaan van prijsopdrijving van levensmiddelen, huishoudelijke artikelen en brandstof. Ook kreeg de regering de bevoegdheid tot het vaststellen van maximumprijzen. In Haarlem was er in 1915 al een plan voor de distributie van levensmiddelen. Het Gemeentelijk Levensmiddelenbureau werd waarschijnlijk begin 1916 opgericht. Een oprichtingsdatum is niet gevonden maar in de raadsnotulen is er in februari 1916 al sprake van zo'n bureau. Pas tegen het eind van de oorlog kwam er een nijpend tekort aan levensmiddelen. Op 10 en 11 april 1918 vonden er in Haarlem plundertochten plaats. Het begon met het kopen van brood zonder bon, maar in veel gevallen werd er ook niet meer voor het brood betaald. Ook kruideniers en grutters werden overrompeld. Het leger werd ingezet om de relletjes te onderdrukken. Het Gemeentelijk Levensmiddelenbureau was gevestigd aan de Jacobijnestraat 24-26. Directeur was F. de Jonge, havenmeester en tevens inspecteur der markten. In Den Haag zetelde het Rijks Centraal Administratie Kantoor voor Distributie van Levensmiddelen. Dit viel onder het Ministerie van Landbouw, Nijverheid en Handel. Het personeel van het Gemeentelijk Levensmiddelen Bureau was in dienst van de gemeente. Haarlem had ook een Rijksbrandstoffenbureau voor de distributie van brandstoffen. In 1919 krompen de werkzaamheden al in, er werd personeel ontslagen. Waarschijnlijk is het bureau in 1920 opgeheven. Een opheffingsdatum werd niet aangetroffen.