De samenstelling en inrichting van de gemeentepolitie kwam aan de orde in de gemeentewet van 1851. De burgemeester staat aan het hoofd en is in zijn gemeente verantwoordelijk voor drie taken: wetshandhaving, ordehandhaving en hulpverlening. In Zandvoort had de burgemeester sinds medio 1872 daarbij de beschikking over één veldwachter, die tevens gemeentebode was en beperkte bevoegdheden had. Hij moest de orde handhaven. In 1888 werd een leidinggevend inspecteur aangetrokken, waarmee de politie haar eerste kenmerken van een gemeentelijk korps kreeg. In 1920 kreeg Zandvoort een politiecommissaris. In 1939 waren er drie inspecteurs in dienst. In maart 1943 werd het commissariaat door de bezetter opgeheven. Er werd toen één centrale staatspolitie ingesteld. Alle politierangen werden omgezet in militaire rangen. In november 1945 werden de oude rangen weer in ere hersteld. In januari 1946 was de korpssterkte 24 man. Omdat de huisvesting van het politiebureau in drie vertrekken van het raadhuis, volstrekt onvoldoende was, besloot de gemeenteraad een schoolgebouw aan de Hogeweg te laten verbouwen tot politiebureau. In 1949 werd het nieuwe politiebureau in gebruik genomen. Midden jaren 60 van de 20e eeuw kende de politie een verkeersongevallendienst, een rechercheafdeling en een vreemdelingendienst. Tien jaar later werd de organisatie uitgebreid met de Algemene dienst en het bureau Bijzondere wetten. Per 1 januari 1994 werd het korps opgeheven en samen met de Rijkspolitie uit de regio ondergebracht in de Regiopolitie Kennemerland. De Regiopolitie Kennemerland bestaat uit elf gemeenten (Bennebroek, Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Haarlemmermeer, Heemskerk, Heemstede, Uitgeest, Velsen en Zandvoort) en is onderverdeeld in vier districten (Haarlem, Haarlemmermeer, IJmond en Kennemerland-Zuid).