Ingevolge het bepaalde in de Gezondheidswet 1901 werd door de gemeenteraad van Haarlem bij besluit van 12 februari 1902 de Commissie ter bevordering van goede volkshuisvesting en volksgezondheid ingesteld, kortweg genoemd de Gezondheidscommissie. Ook de Gezondheidswet van 1919 (Staatsblad 784) voorzag in deze commissie. De taak van de Gezondheidscommissie was om de gemeenteraad en het College van Burgemeester en Wethouders van advies te dienen omtrent alle zaken betreffende de volkshuisvesting en de volksgezondheid. Ook burgers konden zich met hun klachten tot de commissie wenden, die ze onderzocht en onder de aandacht van de bevoegde autoriteiten bracht. De commissie bestond uit zeven leden, waarvan twee uit de gemeenteraad, en werd door de gemeenteraad benoemd. Toen met ingang van 1 januari 1934 de Gezondheidswet 1919 in die zin werd gewijzigd, dat de plaatselijke Gezondheidscommissies werden opgeheven, deed het College van Burgemeester en Wethouders een voorstel aan de gemeenteraad, om ook de gemeentelijke Gezondheidscommissie van Haarlem op te heffen. Dit voorstel werd op 27 december 1933 door de gemeenteraad aanvaard.