Overzicht relaties

Hoedenmakers- en Hoedenkramersgilde te Haarlem

Hierarchisch bovenliggend
Voorgangers en opvolgers
Identiteit
Andere namen
Hoedenmakersgilde te Haarlem
Hoedenkramersgilde te Haarlem
Provisionele Commissarissen van het ontbonden Hoedenmakers-en Hoedenkramersgilde te Haarlem
Beschrijving
Bestaansperiode
Begindatum
ca. 1687
Einddatum
1804
Plaatsen
Haarlem
Geschiedenis

Op verzoek van de gezamenlijke hoedenmakers en -kramers heeft het Gerecht van Haarlem op 13 juni 1702 een keur voor hun gilde vastgesteld. Het bestuur bestaat dan uit een deken en drie vinders. Een leertijd bij een meester met proef wordt vereist voor het winnen van het gilde. Deze keur is veranderd en aangevuld bij resolutie van 10 augustus 1709. Een nieuwe keur werd gemaakt op 13 januari 1751 (K en O, II, 147). Na 1798: Provisionele Commissarissen van het ontbonden Hoedenmakers- en Hoedenkramersgilde. De gilden waren verenigingen van ambachtslieden van eenzelfde ambacht, aanvankelijk bedoeld ter onderhouding van hun altaar, later meer voor hun gemeenschappelijke belangen. De oudste gilden hadden een altaar in de Grote of Sint Bavokerk, waar missen ter nagedachtenis aan de overleden leden werden gelezen. Om tot een gilde toegelaten te worden was doorgaans een gildeproef vereist alsook entreegeld. Veel gilden onderhielden een eigen bos ten behoeve van hun arme of zieke leden of tot het doen van uitkeringen bij sterfgevallen. Knechtsgilden zijn doorgaans alleen met dat doel opgericht. De gilden zijn in 1798 ontbonden, maar tot 1805 bestuurd door Commissarissen voor de ontbonden gilden, gewoonlijk de vroegere deken en vinders van het gilde.

Beheer
Identificatiecode van de instelling
Noord-Hollands Archief
Publicatiestatus
Definitief
Niveau van detaillering
Gedeeltelijk
URL (permalink)
https://hdl.handle.net/10648/40b06049-2213-439e-98f4-d24d222b2082