Personen die aangeklaagd waren voor een rechtbank van eerste aanleg of Hof van Assisen en nog niet waren veroordeeld of een korte staf hadden gekregen verbleven in een Huis van Arrest, ook wel Maison d'Arret genaamd. In 1821 werd het gevangeniswezen gereorganiseerd. De belangrijkste verandering was het feit dat er een striktere scheiding werd gehanteerd tussen de langer gestraften en de overige gedetineerden. De kleinere instellingen werden geleidelijk opgeheven om plaats te maken voor gestichten met een grote capaciteit. Het Huis van Arrest was in de periode 1821-1886 bestemd voor personen die voor een rechtbank terecht moesten staan en voor degenen die waren veroordeeld wegens een wanbedrijf tot een gevangenis van maximaal zes maanden. De wet van 1884, die na een aantal wijzigingen op 1 september 1886 was ingevoerd, perkte uiteindelijk het aantal soorten gevangenissen in. Uiteindelijk bleven de Strafgevangenis en het Huis van Bewaring over. De scheiding daarna in plaatsing werd voor de Strafgevangenis hen die met gevangenisstraf waren bestraft, in de Huizen van Bewaring hen die met hechtenis waren bestraft. Het gevangeniswezen ressorteerde tot 1816 en van 1823-1842 onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken; van 1816-1823 en vanaf 1842 onder het Ministerie van Justitie.