In 1945 werd besloten de zorg voor kinderen van wegens collaboratie geïnterneerde ouders op te dragen aan een nieuw op te richten afdeling Jeugdzorg van het Bureau Militair Gezag (MG). In iedere provincie werd een provinciale inspecteur benoemd, die belast werd met de opvang van en zorg voor NSB-kinderen. De provinciale inspecteurs werden bijgestaan door de districtsinspecties. Er waren in Noord-Holland vier districtsinspecties: Amsterdam, Haarlem, Hilversum en Zaandam/Hoorn. De districtsinspecties waren belast met de zorg voor in pleeggezinnen geplaatste kinderen en de provinciale inspecties waren in hoofdzaak belast met het toezicht op de tehuizen voor de Bijzondere Jeugdzorg. Met ingang van 1 november 1945 werd de afdeling Jeugdzorg van het MG overgedragen aan het Ministerie van Justitie. Van het begin af aan was het beleid er op gericht de zorg voor kinderen van wegens collaboratie geïnterneerde ouders over te dragen aan particuliere organisaties werkzaam op het terrein van justitiële kinderbescherming. Bovendien werd een snelle gezinshereniging bevorderd. Bijzondere Jeugdzorg werd in maart 1949 opgeheven. In de loop van 1950 werd de administratieve en financiële afwikkeling beëindigd. De Provinciale Inspectie voor de Bijzondere Jeugdzorg Noord-Holland was aanvankelijk in Amsterdam gevestigd, later in Den Haag. De Provinciale Inspectie Utrecht werd in de loop van 1947 opgeheven; het gebied werd toen gevoegd bij dat van de Provinciale Inspectie Noord-Holland.