Deze rijksinrichtingen werden in 1905 ingesteld als inrichtingen voor de tenuitvoerlegging van de tuchtschoolstraf en de maatregel van terbeschikkingstelling aan de Regering op basis van het Wetboek van Strafrecht.
Ook minderjarigen die onder voogdij van een instelling stonden en wegens hun gedrag elders niet te handhaven waren, konden in een rijksinrichting worden opgenomen. Vanaf 1954 konden ook bepaalde kinderen die onder toezicht gesteld waren op basis van het Burgerlijk Wetboek (OTS met uithuisplaatsing in een inrichting voor bijzondere tucht) in een rijksinrichting geplaatst worden.
De minister van Justitie is de verantwoordelijke bewindsman voor de rijksinrichtingen. De inrichtingen worden onderscheiden naar opvangtehuizen, observatiehuizen, tuchtscholen (tegenwoordig inrichtingen voor de tenuitvoerlegging van jeugddetentie) en inrichtingen voor opvoeding, inrichtingen voor buitengewone behandeling en inrichtingen voor zeer intensieve behandeling.
Sinds de jaren tachtig vallen de rijksinrichtingen onder de noemer justitiële jeugdinrichtingen of inrichtingen voor justitiële kinderbescherming. Onder deze noemer worden ook particuliere inrichtingen begrepen.
In 1986 werd een belangrijke wijziging in de taak van de minister van Justitie op het gebied van de justitiële jeugdzorg doorgevoerd. Tot 1986 was de minister van Justitie verantwoordelijk voor een flink aantal particuliere inrichtingen (ook wel gestichten of internaten genoemd) die zich bezig hielden met de verzorging en opvoeding van kinderen. Bij Besluit van 23 december 1986, houdende herindeling van de ministeriële taak met betrekking tot particuliere residentiële jeugdhulpverlening, werden de meeste particuliere inrichtingen voor de kinderbescherming, vallend onder de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie met ingang van 1 januari 1987 overgedragen aan de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur.
Het onderscheid ‘rijks-particulier’ is tegenwoordig eigenlijk alleen nog van belang in financiële termen, en voor de sturingsrelatie tussen het Ministerie (Dienst Justitiële Inrichtingen) en de inrichtingen. De particuliere inrichtingen vallen alleen t.a.v. de taak die ze op last van het ministerie uitvoeren onder de Archiefwet.