Een nieuwe regeling voor de dienstplicht werd vastgesteld in de Militiewet van 2 februari 1912 (Staatsblad 21). Daarin werden regels gesteld wie tot de dienstplicht verplicht waren en tevens wie ervan vrijgesteld waren. Behoudens vrijstelling kon ook de situatie bestaan dat iemand lichamelijk en/of geestelijk niet in staat kon worden geacht aan zijn verplichtingen ten aanzien van de militie te voldoen. Om hierover te oordelen werden de zogenaamde keuringsraden ingesteld (Militiewet 1912, art. 54-62). In de Militiewet werd bepaald dat iedere provincie zou bestaan uit een of meer militiedistricten en ieder militiedistrict uit een of meer keuringsraden. Bij Koninklijk Besluit van 9 april 1912 (Staatsblad 142) werd de verdeling in militiedistricten vastgesteld. In Noord-Holland kwamen drie districten: 1e district (Amsterdam), 2e district (Haarlem) en 3e district (Alkmaar). Voor een opgave van de gemeenten per district, zie het overzicht in de inventaris. De verdeling van deze districten in keuringsraden volgde bij Koninklijk Besluit van 9 april 1912 (Staatsblad 143). Hierin werd bepaald dat het district Amsterdam zou bestaan uit drie keuringsraden, de eerste keuringsraad voor personen met een familienaam beginnend met de letters A-G, de tweede met de letters H-O, en de derde met de letters P-Z. Het militiedistrict Haarlem zou bestaan uit twee keuringsraden, waarvan de grens zou bestaan uit de lijn Zaandam – Nieuwer-Amstel – Uithoorn. Het district Alkmaar tenslotte zou slechts uit een keuringsraad bestaan.