De geschiedenis van de Kiesraad begint in december 1917, het jaar dat in Nederland een nieuw kiesstelsel werd ingevoerd. Tegelijk met de invoering van het nieuwe kiesstelsel – nog altijd de basis voor verkiezingen zoals wij die in Nederland kennen - werd het Centraal Stembureau opgericht. Deze organisatie heet sinds 1951 de Kiesraad.
Centraal Stembureau
In 1917 kreeg het Centraal Stembureau een aantal taken rondom de Tweede Kamerverkiezingen: kandidatenlijsten controleren, verkiezingsuitslagen vaststellen en gekozen kandidaten benoemen. In het districtenstelsel, dat Nederland vóór 1917 kende, werden deze taken nog uitgevoerd door het hoofdstembureau van elk kiesdistrict. Met de invoering van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging ontstond de behoefte aan een landelijk verkiezingsorgaan.
Aanvankelijk ging het Centraal Stembureau alleen over Tweede Kamerverkiezingen. Na verloop van tijd kwamen daar ook andere landelijke verkiezingen bij. In 1923 was het Centraal Stembureau voor het eerst betrokken bij een Eerste Kamerverkiezing.
In 1951 kreeg het Centraal Stembureau een nieuwe naam: de Kiesraad. De ‘nieuwe’ raad bleef optreden als centraal stembureau. Sinds 1979 is de Kiesraad ook centraal stembureau voor de verkiezingen voor leden van het Europees Parlement, die sinds dat jaar rechtstreeks gekozen worden.
De Kiesraad functioneerde ook als centraal stembureau bij nationale referenda. Dat betekende dat de Kiesraad verzoeken om referenda controleerde en de uitslagen vaststelde. Dat gebeurde bij de referenda over de Europese Grondwet (2005), de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne (2016) en de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (2018).
Adviesorgaan
Al bij de oprichting in 1917 was bepaald dat het Centraal Stembureau op verzoek advies zou uitbrengen aan de minister van Binnenlandse Zaken over de uitvoering van de Kieswet. In de praktijk bleven de adviezen van het Centraal Stembureau niet beperkt tot uitvoeringszaken, maar werd ook geadviseerd over ingrijpender wijzigingen van de Kieswet. Daarnaast gaf het Centraal Stembureau ook ongevraagd advies over het kiesrecht.
Deze brede taakopvatting werd formeel vastgelegd in de Kieswet van 1951. De Kieswet beperkte de adviestaak niet langer tot gevraagd advies over de uitvoering. Om de adviestaak meer nadruk te geven, veranderde de naam van het Centraal Stembureau in de Kiesraad.
In 1989 werd de adviestaak opnieuw uitgebreid: nu kon ook de Tweede Kamer om advies vragen over initiatiefwetsvoorstellen op het gebied van het kiesrecht of de verkiezingen.
Tot in de jaren tachtig waren de adviezen van de Kiesraad vaak kant-en-klare wetsontwerpen. De grote Kieswetswijziging van 1989 was daarbij het hoogtepunt: het omvangrijke advies van de Kiesraad vormde de basis van de nieuwe Kieswet.
Daarna werden de adviezen een stuk bondiger. Dat komt mede door de Kieswet van 1997, die de adviesfunctie formeel terugbracht tot ‘uitvoeringstechnische aangelegenheden’. Daar stond tegenover dat de doelgroep van de Kiesraad werd uitgebreid. Voortaan kon de raad advies uitbrengen aan de hele regering en aan zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer.
Ondanks de formele aanpassingen van de adviestaak veranderde er in de praktijk weinig. Nog steeds leggen zowel de Kiesraad als het ministerie van BZK de adviestaak breed uit.