Overzicht relaties

Kleermakers- of Snijdersgilde te Haarlem

Hierarchisch bovenliggend
Voorgangers en opvolgers
Identiteit
Andere namen
Kleermakersgilde te Haarlem
Snijdersgilde te Haarlem
Provisionele Commissarissen van het ontbonden Kleermakers-of Snijdersgilde te Haarlem
Beschrijving
Bestaansperiode
Begindatum
ca. 1460
Einddatum
1805
Plaatsen
Haarlem
Geschiedenis

Voor het Kleermakers- of Snijdersgilde bestaat reeds een keur in 1460, waaruit blijkt, dat een proef voor het meesterschap toen reeds vereist werd. Een gedeelte van de boeten werd besteed voor het altaar (van de Transfiguratie), dat het gilde in de Grote Kerk onderhield aan pilaar XXIII, aan de noordzijde van het schip. Van dit altaar is ook sprake in de keur van 18 februari 1523. Verder worden keuren op het Snijdersgilde vermeld op 11 maart 1533 en op 24 december 1538. Op 9 augustus 1588 geven Burgemeesters een aanvulling, wat betreft de proef. Ook uit de 17ee eeuw zijn er aanvullingen op de keuren bekend (7 maart 1613 en 21 juni 1618). Op 2 april 1749 is een nieuwe keur voor het Kleermakersgilde tot stand gekomen, welke hetzelfde jaar op 27 november nog weer in uitgebreider vorm is vastgesteld (K en O, II, 151). Uit de kas van het gilde krijgt dat van de Wollenaaisters jaarlijks een bijdrage. Voor dit gilde zijn tevens de bepalingen in de keur voor de kleermakers opgenomen. (Reeds in 1693 waren de wollenaaisters onderworpen aan de keur van de kleermakers). Ook blijkt er een gildebos te bestaan tot ondersteuning van zieke leden. Na 1798: Provisionele Commissarissen van het ontbonden Kleermakers- of Snijdersgilde. De gilden waren verenigingen van ambachtslieden van eenzelfde ambacht, aanvankelijk bedoeld ter onderhouding van hun altaar, later meer voor hun gemeenschappelijke belangen. De oudste gilden hadden een altaar in de Grote of Sint Bavokerk, waar missen ter nagedachtenis aan de overleden leden werden gelezen. Om tot een gilde toegelaten te worden was doorgaans een gildeproef vereist alsook entreegeld. Veel gilden onderhielden een eigen bos ten behoeve van hun arme of zieke leden of tot het doen van uitkeringen bij sterfgevallen. Knechtsgilden zijn doorgaans alleen met dat doel opgericht. De gilden zijn in 1798 ontbonden, maar tot 1805 bestuurd door Commissarissen voor de ontbonden gilden, gewoonlijk de vroegere deken en vinders van het gilde.

Beheer
Identificatiecode van de instelling
Noord-Hollands Archief
Publicatiestatus
Definitief
Niveau van detaillering
Gedeeltelijk
URL (permalink)
https://hdl.handle.net/10648/5658e213-9003-46f5-90b5-110d5512cf13