De Ministeriële commissie inzake het kunst- en tekenonderwijs werd bij Koninklijk Besluit nr. 50 van 13 september 1912 ingesteld en had tot taak de inrichting van het Rijksinstituut voor Tekenleraren voor te bereiden. Tot voorzitter en lid-secretaris van de commissie werden respectievelijk A.J. Derkinderen (hoogleraar-directeur van de Rijksakademie van Beeldende Kunsten) en B.H. Wierink (voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Tekenonderwijs) benoemd. Naast de voorzitter en de secretaris fungeerden de volgende personen als gewoon lid van de commissie: J.J. Aarts (hoogleraar aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten); H. Evers (hoogleraar aan de Technische Hogeschool Delft); B. van Hove (hoogleraar aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten); T.K.L. Sluyterman (hoogleraar aan de Technische Hogeschool Delft); K.P.C. de Bezel (voorzitter van de Nederlandse Bond van Architecten); Jos. T.H. Cuypers (oud-voorzitter van het Gezelschap Arti en Amicitiae) en R.N. Roland Holst (voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst). De commissie beëindigde in de loop van 1913 haar werkzaamheden.