Het Eerste Bureau had taken omtrent:
- zaken van kerkelijke aard, waarvoor overleg of medewerking van de staat vereist is;
- wetsontwerpen;
- rapporten of voordrachten aan de Koning;
- correspondentie en beschikkingen omtrent de stichting van kerkgebouwen en pastorijen, aanvaarden van legaten en schenkingen, de belangen van seminaries, kerken, kerkleraren, kerkelijke bedienden, kerkvoogdijen of kerkbesturen en de daarvoor van staatswege te verlenen onderstand, jaarwedden, beurzen, toelagen of andere tegemoetkomingen;
- zaken van verschillende aard.
Het Tweede Bureau had taken omtrent:
- comptabiliteit, opmaken van de staatsbegroting met toelichting en bijlagen;
- betaalbaarstelling en boekhouding van de uitgaven;
- jaarlijkse rekeningen en verslagen wegens de staatsuitgaven;
- registers van de traktementen, kinder-, school-, en academiegelden, en andere verstrekkingen;
- autorisatie tot predikantsberoeping, toekenning van traktementen aan de beroepenen;
- voordrachten aan de Koning tot toekenning van pensioenen en tot benoeming van leden van de provinciale colleges van toezicht op de kerkelijke administratie.
Het Derde Bureau had taken omtrent:
- de agenda, index en klapper;
- verzenden van ingekomen en uitgaande stukken, overschrijven van de uitgaande stukken en registers van ingekomen en uitgaande stukken;
- verzameling van wetten, besluiten, verordeningen, disposities, verslagen, bevolkingstaten en andere gedrukte stukken;
- registers van commissorialen van in advies gehouden stukken, gratificaties, en andere zaken van verschillende aard;
- aantekening betreffende subsidies, nieuwe standplaatsen, etc.;
- administratie van de zegel –en legesgelden;
- magazijn van schrijfbehoeften;
- expeditie.
Het Vierde Bureau had taken omtrent:
- Israëlitische kerkaangelegenheden;
- rapporten en voordrachten aan de Koning betreffende de stichting van synagogen en andere kerkelijke gebouwen;
- het aanvaarden van schenkingen en legaten, de belangen van de seminaries, synagogen, opperrabijnen, kerkleraren, scholen voor godsdienstonderwijs, de van staatswege te verlenen onderstand, jaarwedden, beurzen, toelagen en andere tegemoetkomingen;
- Godsdienstige belangen van militaire en andere Israëlieten in openbare gestichten of het buitenland;
- zaken van verschillende aard.[2]