Deze Maatschappij stelde zich ten doel:
-De uitbreiding van de kennis van de natuurlijke gesteldheid van de Nederlandse Overzeese Gebiedsdelen, zowel met het oog op de belangen van de wetenschap, als op die van landbouw en nijverheid;
-Zij bewoog zich hoofdzakelijk op het gebied van de zoölogie, botanie, geologie, oceanographie, anthropologie en ethnographie, en vervulde haar taak: 1°. door het voorbereiden van onderzoekingstochten in de Nederlandse Overzeese Gebiedsdelen en het geheel of gedeeltelijk subsidiëren van deze, al of niet in vereniging met andere lichamen, door het toekennen van geldelijke hulp aan wetenschappelijke reizigers; 2°. door het subsidiëren en verspreiden van gedrukte mededelingen; 3°. door het aanmoedigen van wetenschappelijke en technische studiën in de koloniën, in de vorm van toekenning een gouden medaille. In Indonesië, Suriname en de Ned. Antillen trachtte de Maatschappij zich de medewerking te verzekeren van plaatselijke comités. Zij bestond uit een onbeperkt aantal directeuren (directrices), donateurs (donatrices), begunstigers (begunstigsters) en ten hoogste 50 adviserende leden.[1]