De Nederlandse Tuinbouwraad dankt zijn bestaan aan de nauwe samenwerking van de Haagse ambtenaar H.J. Lovink (1866-1938) en de Haarlemse bloemist E.H. Krelage (1869-1956). Krelage deed dat openlijk en op de voorgrond vanuit zijn bestuursfuncties bij de Algemene Vereniging voor Bloembollencultuur (AVB) en de Nederlandse Maatschappij van Tuinbouw en Plantkunde (NMTP) en Lovink strategisch en wat meer op de achtergrond, hij was in 1901 tot directeur-generaal van de Landbouw benoemd op het Ministerie van Waterstaat, Handel en Nijverheid. De motivatie van Lovink ontleende hij aan het besef bij zijn aantreden dat hij een algemene tuinbouwvereniging nodig had voor de beleidsontwikkeling en dat ook nodig was gezien de toenemende betekenis van de tuinbouw. Krelage vond, fungerend als lid van het hoofdbestuur van de NMPT, dat deze organisatie niet geschikt was voor een dergelijke rol en vond ook dat de tuinbouw naast de landbouw recht had op een eigen vertegenwoordiging. Zo werd op 4 mei 1908 de Nederlandse Tuinbouwraad opgericht, waarbij 44 verenigingen toetraden met 17.000 leden. Het doel van de raad is het bevorderen van het imago van de Nederlandse tuinbouw in binnen- en buitenland en het ondersteunen van de afzet van tuinbouwproducten. Het organiseren van de Floriade, de wereldtuinbouwtentoonstelling die eens in de tien jaar plaatsvindt, is de belangrijkste acitiviteit van de raad. Na 1990 is Aalsmeer de vestigingsplaats van de raad.