In 1925 richtte een aantal Zaankanters de NV Visscherij Maatschappij Neerlandia II op, gevestigd te Koog aan de Zaan. Zoals de naam suggereert was aan deze onderneming de oprichting van een visserijmaatschappij Neerlandia voorafgegaan. Het hoofddoel van Neerlandia II was de uitoefening van de zeevisserij. Voor dit doel zou de NV nooit meer dan één vaartuig tegelijk in eigendom mogen hebben. Voor ieder nieuw in exploitatie genomen schip zou, ter spreiding van het risico, een nieuwe NV worden opgericht. Het in Groot-Brittannië aangekochte schip, de stoomtrawler Amplitudo (IJM 58) heeft van 1925 tot 1928 voor Neerlandia II gevaren. Tijdens een hevige noordwester storm is zij eind november 1928 met man en muis op de Noordzee vergaan. In 1929 werd besloten om een nieuwe stoomtrawler aan te kopen en ook een kustboot aan te schaffen. Voor de exploitatie van dit tweede vaartuig werd een nieuwe vennootschap, de NV Visscherij Maatschappij Neerlandia III, opgericht. In april 1929 werd in Aberdeen de in 1908 gebouwde trawler Aboyne aangekocht, die als Libra (IJM 98) vanaf het najaar van 1929 tot 1940 voor Neerlandia II voer. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had de Libra dienst gedaan als wachtschip en mijnenveger. Uiteindelijk was de Libra in 1948 weer beschikbaar voor de visvangst. De slechte conjunctuur en de ouderdom van het schip leidden in 1951 tot verkoop. De NV bleef nog enige jaren voortbestaan om deel te nemen aan de onderhandelingen over de verdeling van de zgn. Engelse Pot. Dit was een overheidsfonds ter compensatie van de diensten door vissersschepen tijdens de oorlog verleend aan de Engelse en Nederlandse marine. In 1956 ontving de vennootschap een slotuitkering uit het fonds. Hierna konden de onderhandelingen met de belastingdienst geopend worden, immers tussen 1940 en 1955 had Neerlandia II slechts voorlopige aangiften gedaan. In 1957 werd overeenstemming bereikt met de belastingdienst. Toen kon overgegaan worden tot liquidatie van de vennootschap in 1958.