Het verlenen van financiële en andere steun aan de opvoeding, ontwikkeling en ontspanning van jeugdige personen, buiten gezinsverband en buiten de tijd, waarin op school onderwijs werd gegeven en/of waarin beroepsarbeid werd verricht, zoals die opvoeding,ontwikkeling en ontspanning o.m. door de organisaties voor de vrije jeugdvorming en het jeugdzorg- werk werden geboden, alsmede — voor zover gelegen op de weg der rijksoverheid — de algehele bevordering van het werk dezer organisaties en het oefenen van contróle op de besteding van de verleende subsidies. De voorbereiding van een wettelijke subsidieregeling voor de vrije jeugdvorming en het jeugdzorgwerk. De bevordering van maatregelen en acties tot wering van schadelijke invloeden, welke de geestelijke en zedelijke ontwikkeling van de jeugd bedreigden.[1]