Bij de wet van 26 mei 1841 (Staatsblad 16), waarvan de inwerkingtreding bij besluit van 10 oktober 1841 (Staatsblad 44) werd vastgesteld op 1 januari 1842, werd op grond van de overweging, dat volgens artikel 1 en 2 van de grondwet Zuid- en Noord-Holland twee afzonderlijke provincies uitmaakten, bepaald, dat het rechtsgebied van het voor de voormalige provincie Holland ingestelde Provinciaal Gerechtshof werd beperkt tot de provincie Zuid-Holland (art. 1) en dat in de provincie Noord-Holland een Provinciaal Gerechtshof werd gevestigd (art. 3). Artikel 2 bepaalde, dat de Criminele Rechtbank in Holland werd afgeschaft. Bij de "Wet tot Opheffing van Provinciale Geregtshoven en Instelling van nieuwe Gerechtshoven" van 10 november 1875 (Staatsblad 204) werden de provinciale gerechtshoven opgeheven en werden vijf regionale gerechtshoven ingesteld.