De Raadscommissie voor milieuzaken is ingesteld in de raadsvergadering van 14 september 1982. In de commissie werden onder meer zaken betreffende milieuvervuiling, maatregelen ter beperking en voorkoming van milieuverontreiniging en maatregelen op het gebied van energiebesparing behandeld. In de commissie zaten, naast vijf raadsleden, vier vertegenwoordigers van enkele plaatselijke milieugroeperingen en twee geïnteresseerde burgers. Aan de commissie werd geen besturende bevoegdheid toegekend; die bleef bij het College van Burgemeester en Wethouders berusten. De taak was dus veelal beperkt tot het geven van advies aan het genoemd college. Met de instelling van de Raadscommissie voor milieuzaken wilde de gemeenteraad gestalte geven aan het betrekken van burgers bij de activiteiten die de overheid op milieugebied ontplooide. Daarbij speelde de overtuiging, dat het bevorderen van milieubesef geen taak van de overheid alleen is, maar dat het alle inwoners aangaat, een grote rol. In de jaren zestig en zeventig vestigden zich grote bedrijven in Uithoorn. De industrie was dan ook de belangrijkste bedrijfstak in Uithoorn. De economische ontwikkelingen hadden wel hun keerzijde. Al vanaf 1965 waren geluiden te horen over de vervuiling van het milieu door het chemische bedrijf Cindu Chemicals B.V. en het vuiloverslagbedrijf Cotraned. De werkgroep Cindroom was buitengewoon actief in deze. De ernstige vervuiling van de Thamersloot, de stank, het roet in het wasgoed in Zijdelwaard en de besmetting van de boerenkool in de tuinen rond de Cindu in 1982 zorgden voor het instellen van een groot aantal milieuonderzoeken en leidden zelfs tot vragen in de Tweede Kamer vanwege vermeend kankergevaar. Cindroom eiste sluiting van Cindu. De fabriek kreeg desondanks een vergunning om open te blijven en zou ondertussen maatregelen nemen. Cotraned moest echter de deuren sluiten.