Het Huis van Verbetering en Opvoeding werd in 1857 te Alkmaar opgericht, als eerste in Nederland met een expliciet opvoedkundige doelstelling. Een Speciale Commissie, benoemd uit en door het College van Regenten over de Gevangenissen en met goedkeuring van de Minister van Justitie, was belast met het toezicht en bestuur over het Verbeterhuis. Het Huis van Verbetering en Opvoeding was bestemd voor jongens die waren veroordeeld voor daden, verricht "zonder oordeel des onderscheids" en die ingevolge art. 66 van de Code PĂ©nal door rechtbanken werden vrijgesproken, maar voor wie opname in een Verbeterhuis voor zeker een aantal jaren werd bevolen. Op 4 juni 1857 betrokken 44 jongens het gesticht. Een goede terugkeer van de jongens in de maatschappij is het ideaal. Er wordt aan gymnastiek gedaan, de jongens leren lezen en schrijven en zij krijgen vakonderwijs, bijvoorbeeld een opleiding tot timmerman. De heropvoeding geschiedt echter 'met ijzeren vuist'. Het personeel bestaat veelal uit oud-militairen. De jongens lopen rond in blauwe gestichtspakjes en blauwe mutsen, het haar is gemillimeterd. Met de invoering van het nieuwe Wetboek van Strafrecht in 1886 kwam ook een nieuwe wettelijke regeling inzake het rijkstucht- en opvoedingswezen tot stand. In 1886 gingen de Huizen van Verbetering en Opvoeding 'Rijksopvoedingsgestichten' heten. De Wet van 1901 en het daaruit voortvloeiende Koninklijk Besluit van 15 juni 1905 brachten een ingrijpende wijziging in de structuur van de Rijksopvoedingsgestichten. Voor deze instituten werden de colleges van regenten afgeschaft en het bestuur kwam in handen in het Ministerie van Justitie. De directies van de gestichten werden hierdoor onmiddellijk ondergeschikt aan de Minister van Justitie. In 1922 werd het Rijksopvoedingsgesticht te Alkmaar gesloten.