De Haarlemse Rederijkerskamer Trou Moet Blycken bestond al vóór 1503 en werd gevormd door een groep burgers met belangstelling voor dichtkunst en toneelspel. Ook werden wel zgn. Landjuwelen georganiseerd waarbij rederijkerskamers uit verschillende steden wedijverden in het opvoeren van toneelstukken en het houden van symbolische optochten. Trou Moet Blycken werd ook wel d'Aloude Rethorijckkamer der Pellicanisten onder de zinspreuk Trou Moet Blycken genoemd of kortweg Kamer der Pellicanisten. Op het blazoen van Trou Moet Blycken prijkt de pelikaan die haar jongen voedt met het bloed uit haar open gepikte borst. Volgens overlevering doen pelikanen dat bij voedselschaarste. Hierin zag men een overeenkomst met de zelfopoffering van Christus. In de tweede helft van de 17e eeuw begon de ontwikkeling die Trou Moet Blycken uiteindelijk veranderde in een herensociëteit.