Op 22 oktober 1666 kreeg pater Joannes Pütz, minderbroeder te Haarlem, van de provinciaal verlof om een huis te kopen aan de westzijde van het Spaarne tussen de Langebrug en de Melkbrug. Door een poort naast dit huis bereikte men een binnenplaats, vanwaar men naar een moutzolder kon klimmen, terwijl in de Helmbrekerssteeg een steile trap naar boven leidde. Deze zolder werd tot kerk ingericht. Vanaf die tijd was er sprake van een vaste statie toegewijd aan Sint Franciscus. Naar een steen in de gevel, voorstellend de vier heemskinderen op één paard gezeten, werd de statie gewoonlijk Statie De Vier Heemskinderen genoemd. In 1842 bedroeg het aantal communicanten 802. In 1818 ging de statie aan de seculieren over. A.H.J. Termars was de eerste en de laatste pastoor; op 8 december 1851 werd de statie opgeheven.