Het Borgstellingsfonds voor de Landbouw is in 1951 in het leven geroepen als uitvloeisel van de Marshall-hulp. De stichting (sinds 1965) stelt zich garant, onder de in het Besluit borgstellingsfonds voor de Landbouw opgenomen voorwaarden, voor rente en aflossing van door banken aan landbouwbedrijven verstrekte kredieten, met name als de ondernemer het bedrijf wil verbeteren of overnemen. Het fonds maakt gebruik van de organen van het Ministerie van LNV voor het realiseren van zijn doelen. Pas vanaf 1963 (decentralisatie van activiteiten) was dit feitelijk het geval.
In het kader van de ambtelijke begeleiding waren de volgende organisatie-onderdelen (van Landbouw/Voedselvoorziening) voor behandeling van aangelegenheden betreffende het Borgstellingsfonds verantwoordelijk: Afdeling Algemene Zaken (1951–1957), de directie Akker- en Weidebouw (1957–1963), begin 1963 overgegaan in de hoofddirectie Landbouwvoorlichting en Onderzoek, de directie Bedrijfsontwikkeling (1968–1970), de hoofddirectie Agrarische Productie, Verwerking en Afzet (1971–1976), Stafbureau Lavo (secretariaatsvoering) en directie Uitvoering Regelingen (uitvoerend secretariaat) (1988–1995). Daarna is LASER belast met de afhandeling van aanvragen voor een borgstelling.
Met betrekking tot de ambtelijke begeleiding, specifiek de financiële kant, is er steeds een afdeling Kredietzaken, later Financiering, geweest, achtereenvolgens ondergebracht bij directies Akker- en Weidebouw en Tuinbouw, directie Beheerszaken, directie Algemene Zaken, directie Bedrijfsstructurele Aangelegenheden, directie Uitvoering Regelingen.