Pastoor Augustinus Alstenius Bloemert (1585-1659) liet bij testament vrijwel zijn gehele vermogen na voor de uitdeling van brood aan Haarlemse katholieke armen. Er werd door de executeur-testamentair voor dat doel een huisje gekocht gelegen achter Lange Veerstraat 19-21. Vanuit dit Broodkantoor werd vanaf 1665 tot in de Tweede Wereldoorlog brood en later ook turf uitgedeeld. Daarna vonden uitdelingen in geld en goederen plaats. Tot eind 1999 vonden nog bedelingen plaats, toen was het geld op. In 2009 is de Stichting van pastoor A.A. Bloemert een samenwerkingsverband aangegaan aangegaan met het Sint Jacobs Godshuis. De Stichting van pastoor A.A. Bloemert werd ook wel het Broodkantoor genoemd, terwijl de naam Bloemert ook als Bloemaert en als Blommert werd geschreven. Bloemert was een rijk en invloedrijk man. Hij bracht zijn jeugd door in Haarlem. In 1611 werd hij tot priester gewijd en trad hij toe tot de Orde der Jezuïeten. Van 1602-1616 verbleef hij in de Zuidelijke Nederlanden. Vervolgens werd hij naar Nijmegen overgeplaatst. Na een conflict kwam hij in 1619 in Haarlem, maar kon hier zijn draai niet vinden en trad, na een verblijf in Maastricht, Xanten en Rome, eind 1622 uit de Jezuïetenorde. In 1623 keerde hij terug naar Haarlem, waar hij de rest van zijn leven bleef wonen. In 1631 werd hij tot kanunnik van het kapittel gekozen, dat fungeerde als bestuur van het -voormalig- bisdom. Hij stichtte in 1636 een schuilkerk in een mouterij/brouwerij aan de Bakenessergracht/Kokstraat, met bijbehorend hofje en woningen voor de zogheten 'klopjes'. In 1644 werd hij pastoor van het Begijnhof. Zie ook Wim Cerutti, De 'Haerlemsche Augustyn'. Pastoor Bloemert (1585-1659) en zijn Broodkantoor, Haarlem 2009 en C. van de Haar, 'Het broodkantoor van pastoor A.A. Bloemert' in: Haerlem Jaarboek 1952, blz. 34-37.