De Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van Nijverheid besloot in haar 95e Algemene Vergadering te Sneek tot het oprichten van een museum voor kunst toegepast op nijverheid. De opening werd vastgesteld op 18 juli 1877 ter gelegenheid van het eeuwfeest van de Maatschappij. In 1875 werd een Commissie van het Museum voor Kunstnijverheid en de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten benoemd. In 1919 vervangen door de Vereeniging tot Beheer van het Museum van Kunstnijverheid en de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten. Het museum moest in 1926 tijdelijk gesloten worden. Het Paviljoen aan de Dreef werd bestemd voor het Provinciaal Bestuur. De niet op 15 september 1926 verkochte en in de Vleeshal bewaarde goederen, werden door de Maatschappij aan verschillende musea en openbare instellingen afgestaan en in bruikleen gegeven. De bibliotheek van het Museum werd in 1927 overgebracht naar de Noorderpandhuiskamer aan het Prinsenhof 7, waar ze tot maart 1935 gevestigd bleef. Na de opheffing van het Museum op 1 januari 1935 werd de bibliotheek in bruikleen gegeven aan de gemeente Amsterdam. De School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten is geopend op 7 januari 1879 en opgeheven op 1 september 1926. De school heette van 1879-1891 Teekenschool voor Kunstnijverheid, van 1891-1918 School voor Kunstnijverheid en vanaf 1918 School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten.