Volgens de statuten stelde de burgerwacht zich ten doel het wettig gezag - na daartoe door dat gezag te zijn opgeroepen - daadwerkelijk te steunen in het bestrijden van revolutionaire aanrandingen en bedreigingen van de openbare orde of de maatschappelijke orde en te verdedigen tegen gewelddadigheid en tegen gewelddadig verzet. De burgerwacht trachtte dit doel te bereiken door bij aanrandingen, bedreigingen of verzet gewapenderhand tegen de bedrijvers ervan op te treden en burgerlijke diensten te verrichten. Bij Koninklijk Besluit van 21 oktober 1919, nr. 31 werd de burgerwacht erkend. Het materieel bestond uit 70 geweren en bajonetten. Aanvankelijk bedroeg het aantal leden: 65 gewone leden, 61 gewapende leden en 24 leden die gediend hadden. Eind 1920 bestond het ledental uit 50 geoefende en 20 ongeoefende leden. Waarschijnlijk is de burgerwacht niet lang na de algemene ledenvergadering van 21 oktober 1921, waar maar 17 leden aanwezig waren, ter ziele gegaan; er bevinden zich in het archief geen stukken van na die datum. Overigens heeft de burgerwacht geen enkele keer hoeven ingrijpen.