Door de diversificatie van energievoorzieners en de toenemende afhankelijkheid van de maatschappij van maar een beperkte hoeveelheid van deze voorzieners werd een integrale visie op het energievraagstuk en een daar aan gekoppeld stelsel van adviezen nodig. Dit kwam duidelijk naar voren tijdens de oliecrisis van 1973 en besloten werd om een Algemene Energieraad op te richten.
In de eerste Energienota (1974) werd aangegeven dat er een "Algemene Energie Raad" ingesteld zou worden. Reden hiervoor is, dat voor de besluitvorming op het gebied van energie een goede organisatiestructuur nodig was ter bevordering van een zo breed mogelijke maatschappelijke oriƫntatie en inbreng van deskundigheid. Het zwaartepunt ligt dus expliciet niet bij de deelterreinen van het energiebeleid. Met betrekking tot de bestaande adviesraden op energiegebied, moet de AER coƶrdinerend optreden. Verder zal de Raad moeten adviseren over opschuivende vijfjarenplannen die het te voeren energiebeleid betreffen.
De bestaande externe adviesstructuren waren bij het uitkomen van de eerste Energienota versnipperd, en bestreken tezamen niet het hele beleidsterrein. Dit versnipperde karakter kwam voort uit het feit dat de adviesinstanties waren ingesteld vanuit uiteenlopende, los van elkaar staande motieven. Juist een integraal advies over het energiebeleid leek te ontbreken.
Hoewel er al plannen waren om, op instigatie van de Voorlopige Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, een aantal organisatorische voorzieningen te treffen om deze leemte op te vullen, meende de Minister "...dat er ook behoefte is aan een extern advieslichaam, dat de Minister op het gebied van de te ontwerpen energieplannen en het energiebeleid kan adviseren en dat tegelijk het werk van andere externe adviesinstellingen op het gebied van de energie op elkaar kan afstemmen". Daarnaast zou dit externe advieslichaam moeten bekijken of, en in hoeverre in de huidige organisatiestructuur "stroomlijning" nodig is. Verder zou het kunnen adviseren over "het in banen leiden van de publieke discussie over het energiebeleid".
Tussen het besef, aan het begin van de jaren zeventig, dat er een integraal advies bij het energiebeleid nodig was, en de Wet op de Algemene Energieraad 1985, ligt een lange weg van Koninklijke Besluiten, Commissies, Energienota's en uitgebrachte adviezen. In gevolge het Koninklijk Besluit (KB) van 25 februari 1976 (Stb. 99) werd op 13 maart van dat jaar de Voorlopige Algemene Energieraad ingesteld. Deze maatregel gold voor drie jaar en moest dit college voldoende tijd geven om te bepalen welke de taak en de structuur van een permanent adviescollege zouden worden.
Deze periode bleek niet toereikend te zijn, en op 5 januari 1979 werd de werking van het KB uit 1976 met twee jaar uitgebreid. Een nieuw Koninklijk Besluit, van 2 februari 1981, verlengde de werkingsduur later nogmaals met twee jaar. Ondertussen was wel duidelijk dat een permanent adviesorgaan noodzakelijk was.