De Commissaris van de Koning/Koningin (CvdK) vertegenwoordigt het koninklijk gezag in de provincie en treedt op als vertegenwoordiger van de regering. De CvdK wordt voor een periode van zes jaar benoemd door de Kroon en is voorzitter van de zowel de Provinciale Staten als Gedeputeerde Staten. Hij vertegenwoordigt de provincie en is gastheer bij bezoeken van leden van het Koninklijk Huis. Voor zijn provinciale taken legt hij verantwoording af aan Provinciale Staten. Daarnaast maakt de CvdK deel uit van Gedeputeerde Staten en heeft hij in die hoedanigheid, net zoals de gedeputeerden, zijn eigen portefeuille. Al in de Bataafse Staatsregeling van 1798 was sprake van een commissaris die binnen ieder departement de regering diende te vertegenwoordigen. Dit groeide uit tot de functie van Provinciaal Gouverneur, zoals de Commissaris van de Koning in de periode 1814-1850 heette. Tijdens de Duitse bezetting werd de functie van CvdK hernoemd in Commissaris der Provincie. De Commissarissen van de Koningin werden ontslagen en veelal vervangen door een NSB'ers. Tot halverwege de jaren 80 van de 20e eeuw was het gebruikelijk te spreken over de Commissaris des Konings/der Koningin. Dit werd vervolgens in de loop van de tijd niet meer gebruikt. Sinds het aantreden van Koning Willem-Alexander spreekt men officieel van Commissaris van de Koning.