n de ressorten van de voormalige Admiraliteitscolleges werden commissarissen uit het Comité tot de Zaken van de Marine aangesteld. De oude Admiraliteitscolleges kregen de naam van departementen; ze waren gevestigd te Amsterdam, Rotterdam, Vlissingen, Hoorn en Harlingen. In het departement te Hoorn werden de commissarissen aangesteld bij besluit van 24 maart 1795, in Amsterdam begonnen de commissarissen hun werkzaamheden op 15 maart 1795. Het werkterrein van de commissarissen was niet bij instructie geregeld. In hoofdzaak waren zij districtsdirecteuren van het Comité. Processen over ontduiking en aanhaling betreffende de convooien en licenten werden voor hen geïnstrueerd door de substituten-fiscaal, waarna de processtukken met de eis aan het Comité werden gezonden, om daarop vonnis te vellen. De substituut-fiscaal, die vóór 1795 de titel advocaat-fiscaal droeg, werd ambtenaar, die onder de commissaris en onder het Comité zijn werk deed. Hij voerde de instructie en de vervolging van alle fraudes of nalatigheden tegen de voorschriften der convooien en licenten. Zijn taak was vastgesteld bij instructie van 26 oktober 1796 van het Comité tot de Zaken der Marine.De commissarissen in de departementen kregen in 1802 een instructie. Tot hun taak behoorde o.a. de verlenging van vrij- en jaarbrieven van markt- en veerschippers, de uitvoering van het Generaal-Plakkaat van 31 juli 1725 op de Convooien en Licenten, met wijzigingen en aanvullingen, het houden van gerechtszittingen en de schikking inzake de boeten wegens frauduleus vervoer van goederen. Het departement van de Convooien en Licenten te Hoorn werd in 1805 opgeheven.