Mr. Gerrit de Vries Azn., geboren op 22 februari 1818 te Haarlem en overleden op 4 maart 1900 te Den Haag, studeerde rechten en letteren te Leiden, waarna hij zich in zijn geboortestad vestigde als advocaat en procureur. In 1850 werd De Vries Azn. gekozen tot lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland en vervolgens in 1853 tot lid van de Gedeputeerde Staten. Van 1855-1862 was hij griffier van de Staten. In deze tijd hield hij zich veel bezig met de reorganisatie van de waterstaat, voortvloeiende uit de nieuwe provinciewet. Zijn onderzoek naar de waterstaatshistorie resulteerde in verschillende boeken en artikelen. In 1862 werd hij door Thorbecke benoemd tot lid van de Raad van State, welke functie hij uitoefende tot 1872, toen hij in opdracht van de koning een nieuwe regering vormde. Na de val van deze regering in 1874 werd hij door Amsterdam afgevaardigd naar de Tweede Kamer der Staten-Generaal. In 1877 volgde zijn herbenoeming tot lid van de Raad van State, welke functie hij bleef uitoefenen tot aan zijn ontslag op eigen verzoek in 1891. In de loop van zijn leven werd De Vries Azn. verschillende malen benoemd tot lid van commissies, het laatst tot voorzitter van een staatscommissie, de zgn. Waterstaats-commissie, welke functie hij uitoefende van 1892-1898. In deze hoedanigheid werkte hij nog mee aan de totstandkoming van vele wettelijke regelingen.