Overzicht relaties

Hierarchisch bovenliggend
Voorgangers en opvolgers
Identiteit
Andere namen
BVD
Beschrijving
Bestaansperiode
Begindatum
1949-08-09
Einddatum
2002-05-28
Plaatsen
Vestigingsplaats: Den Haag, vanaf 1993 Leidschendam
Geschiedenis

In 1948 werd de Commissie Prinsen ingesteld die tot taak had de wenselijkheid van een reorganisatie van de Centrale Veiligheidsdienst te onderzoeken en tevens te kijken naar de afbakening van de taken tussen de CVD en de politie. De CVD ondervond veel tegenstand van het ministerie van Justitie dat de eigen positie bedreigd zag op het gebied van inlichtingen en veiligheid. De commissie moest bindende richtlijnen vaststellen voor de samenwerking tussen de CVD enerzijds en politie en Justitie anderzijds. De commissie bood in januari 1949 het rapport aan minister-president Drees aan. De belangrijkste aanbevelingen waren:

1. De CVD te plaatsen onder het ministerie van Binnenlandse Zaken, onder de naam Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD)

2. De taken van de BVD vast te stellen overeenkomstig de taken van de CVD

3. Het instellen van een coördinatiecommissie om de samenwerking tussen verschillende diensten te bevorderen.

De BVD zou moeten dienen als apparaat dat de regering op de hoogte houdt van de bedreigingen ten aanzien van de “openbare orde, rust en veiligheid in het Koninkrijk in de meest uitgebreide zin". Het rapport achtte ook preventieve maatregelen nodig tegen wat men “staatsvijandige penetraties” noemde. De BVD moest genoemde bedreigingen waarnemen en registreren. Rapportage daarover zou de regering helpen bij het bepalen van haar beleid; strafrechtelijke belangen zouden in deze context van secundair belang zijn.

De taken van de CVD volgens de Commissie Prinsen bestonden uit de volgende drie zaken:

1. het inwinnen van gegevens in het binnenland omtrent personen in relatie tot staatsgevaarlijke activiteiten (spionage) gericht tegen Nederland of zijn bondgenoten (Afdeling C)

2. het inwinnen van gegevens over extremistische stromingen (Afdeling B)

3. het bevorderen van de beveiliging in vitale en kwetsbare bedrijven en instellingen, zowel in de particuliere als in de overheidssector (Afdeling D).

Deze drie taken zijn gedurende tientallen jaren de kerntaken geweest van de CVD en later de BVD. Als apart taak-element noemde de commissie het onderhouden van verbindingen met bevriende buitenlandse diensten en het verrichten van al hetgeen noodzakelijk is voor een goede functionering van de BVD. Op basis van de uitkomsten van de commissie werd een nieuw concept KB opgesteld om de voorstellen te formaliseren. Dit KB werd op 8 augustus 1949 door koningin Juliana ondertekend. Dit KB betekende een overgang van de veiligheidsdienst naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en een nieuwe naam: Binnenlandse Veiligheidsdienst.

De BVD werd per 28 mei 2002 opgeheven en opgevolgd door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.

 

Functies en activiteiten

Volgens vertrouwelijk koninklijk besluit van 8 augustus 1949:

a. het inwinnen van gegevens omtrent alle personen, die van een staatsgevaarlijke activiteit of neiging daartoe ten opzichte van Nederland of met Nederland bevriende buitenlandse mogendheden blijk geven of hebben gegeven;

b. het inwinnen van gegevens omtrent extremistische stromingen;

c. het bevorderen van veiligheidsmaatregelen in alle vitale en kwetsbare overheids- en particuliere instellingen en bedrijven;

d. het verrichten van al hetgeen voor een goede functionnering van de Binnenlandse Veiligheidsdienst noodzakelijk is;

e. het onderhouden van verbindingen met de overeenkomstige inlichtingen- en veiligheidsdiensten van bevriende buitenlandse mogendheden.

In 1972, volgens het Koninklijk besluit van 5 augustus 1972, houdende regeling van de taak, de organisatie, de werkwijze en de samenwerking van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Stb. 1972, 437):

a. het inwinnen van gegevens omtrent organisaties, groeperingen en personen ten aanzien waarvan, gezien hun doelstellingen, of feitelijke werkzaamheden, ernstige vermoedens bestaan dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde in de Staat of dat van hen schade te duchten is voor de veiligheid of andere gewichtige belangen van de Staat;

b. het bevorderen van maatregelen ter beveiliging van gegevens waarvan de geheimhouding door het belang van de Staats geboden is en van die sectoren van de overheidsdienst en van het bedrijfsleven die van vitaal belang zijn voor het in stand houden van het maatschappelijk leven.

Per 1 februari 1988, volgens de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (Stb. 1987,635):

a. het verzamelen van gegevens omtrent organisaties en personen welke door de doelen die zij nastreven, dan wel door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de Staat;

b. het verrichten van veiligheidsonderzoeken als bedoeld in de Wet veiligheidsonderzoeken;

c. het bevorderen van maatregelen ter beveiliging van gegevens waarvan de geheimhouding door het belang van de Staat wordt geboden en van die onderdelen van de overheidsdienst en van het bedrijfsleven, welke naar het oordeel van Onze terzake verantwoordelijke Ministers van vitaal belang zijn voor de instandhouding van het maatschappelijk leven.

Aanwijzingen voor beveiliging van staatsgeheimen en vitale onderdelen bij de rijksdienst, art. 10:

De minister van Binnenlandse Zaken bevordert de beveiliging van staatsgeheimen en vitale onderdelen bij de rijksdienst. De Binnenlandse Veiligheidsdienst is met de uitvoering hiervan belast. De dienst heeft tot taak de secretaris generaal bij zijn algemene zorg voor de beveiliging van advies te dienen en de beveiligingsambtenaar bij zijn beveiligingswerkzaamheden terzijde te staan.

 

Mandaten/Gezagsbronnen

Vertrouwelijk koninklijk besluit van 8 augustus 1949

Koninklijk besluit van 5 augustus 1972, houdende regeling van de taak, de organisatie, de werkwijze en de samenwerking van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Stb. 1972, 437)

Wet van 3 december 1987 houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten) (Stb. 1987, 635)

Aanwijzingen voor beveiliging van staatsgeheimen en vitale onderdelen bij de rijksdienst, vastgesteld bij regeling van de Minister-President van 20 januari 1989, no. 89 MO11 818 Kabinet van de Minister-President, Stcrt. 1989-26

Structuur

1951:

Kabinet B (KB) verrichtte de operationele werkzaamheden, het rekruteren en 'runnen' van agenten en informanten voor de afdeling B en C;

Kabinet O (KO) verrichte studie van alle onderwerpen van belang voor een veiligheidsdienst; verzorgde opleidingen;

Afdeling Centrale Documentatie (ACD/Afdeling A),  verzorgde ten behoeve van de hele dienst de registratie, documentatie en archivering. De sectie Organisaties (ACD/O) registreerde en documenteerde de informatie met betrekking tot de extremistische groeperingen en partijen waaronder de CPN en haar nevenorganisaties. De sectie Personen (ACD/P) vormde de persoonsdossiers (PD’s). ACD/P was weer onderverdeeld in de sectie die werkzaamheden verrichtte voor Afdeling C (ACD/PC) en afdeling B (ACD/PB. Binnen de ACD was een centrale rol weggelegd voor de cartotheek (ACD/K) waarin alle namen van personen die voor de dienst van belang werden geacht, waren vastgelegd;

Afdeling B was een voortzetting van Bureau B dat onderdeel van de BNV en later de CVD was geweest. Afdeling B had als taak het inwinnen van de gegevens omtrent extremistische stromingen. Bij "extremistische stromingen" moet gedacht worden aan antidemocratische partijen en organisaties aan de uiterste rechter- en linkerzijde van het Nederlandse politieke spectrum. Afdeling B rapporteerde aan de regering en andere belanghebbenden, zoals de politie. Binnen de afdeling B werd verschillende secties een sectie opgericht die zich op specifieke organisaties en stromingen richtten;

Afdeling C richtte zich op personen, niet op organisaties. Het ging om personen die ervan verdacht werden actieve of potentiële spionnen te zijn. In beginsel maakte het niet uit voor welke vreemde mogendheid deze spionnen werkzaam waren;

Afdeling D had als taak het "bevorderen van veiligheidsmaatregelen". Dit vond vooral plaats in de preventieve sfeer. Aan de ene kant ging het om adviezen met betrekking tot materiële voorzieningen, zoals brandkasten, hekken, hang- en sluitwerk, aan de andere kant om personele beveiliging, dat wil zeggen het screenen van sollicitanten naar vertrouwensfuncties bij overheid en bedrijfsleven. Binnen Afdeling D was een sectie die de overheid als klant had, D Overheidsbeveiliging (DOB) en een sectie die zich op het bedrijfsleven richtte, D Industriebeveiliging (DIB);

Afdeling Coördinatie verwerkte de resultaten van de Afdelingen B, C, D en KB tot rapportages voor de verschillende afnemers;

Afdeling Personeelszaken.

1990:

Kabinet: secretariaat en externe betrekkingen (verbindingen met I&V-diensten van andere landen)

Hoofdafdeling A: administratieve en facilitaire ondersteuning;

Directie B: anti-democratische groeperingen en politiek extremisme;

Directie C: contra-spionage;

Hoofdafdeling D: beveiliging, veiligheidsonderzoeken;

Hoofdafdelingen E en T: informatieverzameling door middel van inzet van bijzondere middelen als observaties en telefoontaps;

Afdeling F:

Afdeling Organisatie:

Stafafdeling Buitenlandse Politiek: onderzoek naar internationale ontwikkelingen die een bedreiging kunnen vormen voor de democratischer echtsorde of de veiligheid van de Staat.

1991:

Stafdirectie D1 Strategie, planning en control;

Directie D2 Democratische rechtsorde: onder andere verantwoordelijk voor de samenwerking met de Plaatselijke Inlichtingendiensten van de politie;

Directie D3 Staatsveiligheid;

Directie D4 Maatschappelijke en economische belangen;

Directie D5 Operationele informatievergaring;

Directie D6 Beheers- en facilitaire diensten.

 

 

Relaties
Bovenliggend niveau
Naam Periode Beschrijving
Algemene Leiding (BZK) 1978 tot 2002-05-28
Voorgangers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
Inlichtingendienst Buitenland (AZ) 1994-01-01
Centrale Veiligheidsdienst (AZ) 1949-08-08
Opvolgers
Naam Jaar van overgang Beschrijving
Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (BZK) 2002-05-29
Associatieve relaties
Naam Periode Beschrijving
Marine Inlichtingendienst (Defensie) 1949 tot 1988 De BVD voerde de veiligheidsonderzoeken voor het marinepersoneel uit
Archieven
Beheer
Identificatiecode van de instelling
Doc-Direkt
Publicatiestatus
Definitief
Niveau van detaillering
Gedeeltelijk
URL (permalink)
https://hdl.handle.net/10648/fedfe1a9-f59d-45a8-a9b3-3804388f46fd
Bronnen

Koninklijk besluit van 5 augustus 1972, houdende regeling van de taak, de organisatie, de werkwijze en de samenwerking van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Stb. 1972, 437)

Wet van 3 december 1987 houdende regels betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Stb. 1987, 635)

Aanwijzingen voor beveiliging van staatsgeheimen en vitale onderdelen bij de rijksdienst, vastgesteld bij regeling van de Minister-President van 20 januari 1989, no. 89 MO11 818 Kabinet van de Minister-President, Stcrt. 1989-26

Kluiters, F.A.C.: De Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten, 's-Gravenhage Sdu Uitgeverij Koninginnegracht, 1993. ISBN9012080037

Nationaal Archief, Den Haag, BZK-Centrale Veiligheidsdienst en Binnenlandse Veiligheidsdienst / Open dossiers, nummer toegang 2.04.127, inleiding. http://www.gahetna.nl/collectie/archief/pdf/NL-HaNA_2.04.127.ead.pdf Geraadpleegd op 7 augustus 2017