De gerechtshoven oordeelden in burgerlijke zaken:
-in eerste aanleg en in het hoogste ressort:
over jurisdictiegeschillen, welke niet bij de Hoge Raad of de arrondissementsrechtbanken behoorden;
over alle aan hoger beroep aan het hof onderworpen geschillen, binnen het rechtsgebied vallende, wanneer partijen de rechtsmacht van het hof nauwelijks inriepen;
-in hoger beroep:
over de voor beroep vatbare zaken door de arrondissementsrechtbanken binnen hun rechtsgebied in eerste aanleg besliste;
over de zaken, door de pachtkamers van de kantongerechten besliste;
-na verwijzing in cassatie:
over de door de Hoge Raad naar de hoven verwezen zaken;
De behandeling van de zaken geschiedde uitsluitend door de
pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem, bestaande uit drie raadsheren en twee door de Koningin benoemde niet tot de rechterlijke macht behorende personen, die deskundig waren ten aanzien van de verhoudingen op pachtgebied; een der raadsheren trad als voorzitter op.
De gerechtshoven oordeelden in strafzaken:
-in eerste aanleg en in het hoogste ressort:
over jurisdictiegeschillen, welke niet bij de Hoge Raad of de arrondissementsrechtbanken behoorden;
-in hoger beroep:
over de daarvoor vatbare zaken, waarin door de arrondissementsrechtbanken binnen het rechtsgebied in eerste aanleg was gevonnist;
Van vonnissen in politieke zaken, waarvan na de opheffing van een bijzonder gerechtshof, de rechtbank kennis nam, was geen hoger beroep bij het gerechtshof mogelijk.
Met de berechting van economische delicten in hoger beroep waren uitsluitend de economische strafkamers van de gerechtshoven belast.
De gerechtshoven oordeelden na verwijzing in cassatie of herziening:
over de door de Hoge Raad naar de hoven verwezen zaken.
Elk gerechtshof adviseerde de Koningin over de verzoeken om gratie van straffen, door dat hof opgelegd.[1]