Met ingang van 1 maart 1942 ging het Rijksinstituut voor Biologisch Visserij Onderzoek samen met het Rijksinstituut voor Chemisch, Microbiologisch en Hydrografisch Visscherij Onderzoek op in het Rijksinstituut voor Visserijonderzoek (RIVO). Het instituut was aanvankelijk samengesteld uit een biologische en chemische afdeling, terwijl de vroegere afdeling Zeevisscherij als filiaal van het instituut te Den Haag bleef bestaan. In 1946 werd door de directeur aangedrongen op centralisatie van het RIVO, waarbij IJmuiden als meest geschikte vestigingsplaats werd genoemd. Het duurde nog tot 1 augustus 1955 tot de biologische afdeling uit Amsterdam en het filiaal Zeevisscherij uit Den Haag alsmede de chemische afdeling uit Den Helder werden samengebracht in een gemeenschappelijk pand aan de Haringkade 1 te IJmuiden. De officiƫle opening werd op 6 mei 1957 verricht door de minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening. In 1966 vond een ingrijpende reorganisatie plaats en kwam men tot de herformulering van de afdelingen Biologisch Onderzoek Zoutwatervisserij, Biologisch Onderzoek Zoetwatervisserij, Biologisch Onderzoek Schelpdieren, Chemisch Onderzoek en Interne Zaken. Een nieuwe afdeling, namelijk Technisch Visserij-Onderzoek, werd op 1 januari 1972 toegevoegd aan het RIVO. Deze afdeling was afkomstig van de Directie van de Visserijen, en was reeds vanaf 1965 te IJmuiden gehuisvest. In 1982 vonden er belangrijke wijzigingen plaats in het takenpakket van het Ministerie van Landbouw en Visserij. Dit had tot gevolg dat het RIVO met ingang van 1 januari 1984 werd overgeheveld naar de Directie Landbouwkundig Onderzoek (DLO). RIVO is uitgegroeid tot belangrijk Nederlands onderzoeksinstituut op het gebied van biologie, ecologie en productie van vis, schaal- en schelpdieren. In 2006 is het RIVO met enkele zusterinstellingen opgegaan in het Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies (IMARES), een onderzoeksinstituut van Wageningen UR.