De oudste keur, die voor het Biertappersgilde bekend is, is die van 28 september 1610. Het gilde wordt dan bestuurd door een deken en vier vinders. Op 30 september 1622 werd bepaald, dat de tabaksverkopers leden van dit gilde moeten zijn. De keur voor het gilde is vernieuwd 22 juni 1628, 19 januari 1680, 20 april 1685 en 21 februari 1749. Op 23 december 1752 is een keur vastgesteld van het gecombineerde Brandewijnverkopers- en Tappersgilde (K en O, II, 300), waarbij dus het vroegere Distilla-teurs- of Brandewijnverkopersgilde verenigd werd met het Biertappersgilde. (De wijnverkopers zijn echter van dit gilde uitgesloten). Het gilde wordt bestuurd door een deken en vier vinders, van wie twee grossiers en slijters der nering, twee herbergiers of tappers. Aanvullingen en verbeteringen op deze keur zijn gegeven op 18 juli 1759 (Verv. K en O, II, 61), 3 juli 1760 (Verv. K en O, II, 32), 31 december 1766 (Verv. K en O, II, 145), 1 maart 1769 (Idem, 314). Na 1798: Provisionele Commissarissen van het ontbonden Tappersgilde.