Het betreft hier voornamelijk persoonlijke stukken van bewoners van de kastelen De Assumburg en Marquette, afkomstig uit de voor hen gevoerde administratie door een aantal schout-secretarissen van Heemskerk. Een deel van deze stukken geeft een dieper inzicht in de geschiedenis van de heerlijkheid en de rol van de ambachtsheer in het plaatselijk bestuur. De bezitters van kasteel De Assumburg waren immers tevens ambachtsheer van Heemskerk. In de Middeleeuwen was het platteland verdeeld in een groot aantal ambachten. Heemskerk was zo'n ambacht. Het recht om rechtspraak en bestuur uit te oefenen, was in handen van de ambachtsheer, die dit recht in leen hield van de graven van Holland. De eerste ambachtsheren waren leden van het geslacht Van Haarlem, bewoners van Oud-Haerlem, en beleend met zowel het bestuur van Heemskerk als dat van Castricum. Met de dood van Jan van Bergen, die in 1321 zonder zoons stierf, vervielen de bezittingen van het geslacht Van Haarlem en daarmee ook de heerlijkheid Heemskerk aan de grafelijkheid. In 1327 verkocht de graaf het kasteel Oud-Haerlem, tesamen met de ambachten Heemskerk en Castricum, aan Jan van Polanen. Leden van de familie Van Polanen mochten zich tot aan het einde van de 15e eeuw ambachtsheer van Heemskerk noemen. Door het in 1493 gesloten huwelijk van Aleid van Kijfhoek met Claes van Assendelft kregen leden van het geslacht Van Assendelft, bezitters van het kasteel De Assumburg, de heerlijkheid Heemskerk in handen. De lotgevallen van Assumburg werden daardoor verbonden aan die van Oud-Haerlem. Tot het begin van de 17e eeuw bezaten de Assendelfts zowel De Assumburg als de heerlijkheid Heemskerk. In later tijd was de heerlijkheid gedurende langere tijd in het bezit van leden van het geslacht Van Renesse en de Amsterdamse koopmansfamilie Deutz van Assendelft.