Het ministerie wil duidelijkheid scheppen over de locaties waar "initiatiefnemers" rekening moeten houden met beschermde soorten en over plekken waar wel ruimte is om te ontwikkelen en te bouwen. Bij "initiatiefnemers" kan worden gedacht aan gemeenten, waterschappen, projectontwikkelaars, bouwbedrijven etc.De Autoriteit moet daarom een planmatige aanpak ontwikkelen voor het verzamelen, bundelen en tegen geringe kosten beschikbaar en toegankelijk maken van kennis over de in Nederland aanwezige plant- en diersoorten en de locaties waar die zich bevinden. Hiervoor moet een geautomatiseerd systeem worden ontwikkeld en bruikbaar gemaakt waardoor invoeren, raadplegen en analyseren van de gegevens op een efficiënte en effectieve manier kan gebeuren. De gebruiker moet er zeker van kunnen zijn dat de gegevens betrouwbaar, nauwkeurig en actueel zijn.Ook nationale en internationale wet- en regelgeving zullen in het systeem een plek vinden. Te denken valt bijvoorbeeld aan de Rode Lijsten de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De informatie moet dienstbaar zijn voor bijvoorbeeld het verlenen van vergunningen of ontheffingen, voor het maken van streek- of bestemmingsplannen, enzovoorts. Ook maatschappelijke organisaties en wetenschap moeten er hun voordeel mee kunnen doen.De GaN en het Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteem Dynamica van de Universiteit van Amsterdam (UvA/IBED), de stichting VeldOnderzoek Flora en Fauna (VOFF) (sinds 2007) en waarneming.nl (sinds 2009) werken samen aan de totstandkoming van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF).