CC0 "No Rights Reserved" http://creativecommons.org/publicdomain/zero/1.0
<p>De afdeling Jacht en Visserij had taken met betrekking tot:</p> <p>- de uitvoering van de wet "houdende bepalingen op het stuk der Jacht en Visscherij" van 11 juli 1814;</p> <p>- toezicht houden over de toestand van het jachtgebied en schadelijk ongedierte;[2]</p> <p>- de reglementering en de opening en sluiting van het seizoen;</p> <p>- het verlenen van jacht- en visakten en de inning van de daarvoor betaalde recognities;</p> <p>- de registratie van duiventillen en eendenkooien.[3]</p>
<p>De afdeling Jacht en Visserij omvatte tevens de opperhoutvesterij. Voor de uitoefening van jacht en (binnen-)visserij was een speciale vergunning nodig van de Opperhoutvester. Hij registreerde ook de particuliere jachten. Bij de jacht werd onderscheid gemaakt in: 1. publieke jacht (op domeingronden) 2. eigen- en gehuurde jacht (op particuliere gronden) 3. heerlijke jacht (op het gebied van een heerlijkheid voor zover daarop heerlijk jachtrecht rustte) en 4. eendenkooien, duiventillen en zwanendriften. De taken omtrent jacht en visserijen verhuisden vanaf 1857 naar het Ministerie van Justitie (officieel werden er pas in 1858 afdelingen ingesteld bij Justitie).[1]</p>