De eerste vergadering van de Commissie voor Vrijwillige Burgerwacht in oprichting was op 21 januari 1919. Het lidmaatschap van de commissie, die de naam Orde en Recht aannam, stond vrij voor iedereen die niet van socialistische sympathieën verdacht werd. In 1920 bedroeg het aantal leden 255, een groot aantal, gezien de omvang van de gemeente. Rond 1922 bleek dat het enthousiasme al behoorlijk is weggeëbd. Besloten werd om de commissie rustend te laten worden; de commissie werd niet opgeheven, maar zou geen activiteiten meer uitoefenen. Dit was geen plaatselijk verschijnsel, maar deed zich in het hele land voor. In 1933 werd de commissie weer actief verklaard. Wel werden tien rechtse organisaties van lidmaatschap uitgesloten. Door de oorlogsdreiging kregen gemeenten de opdracht om luchtbeschermingsdiensten te formeren. De burgemeester, die tevens voorzitter was, wilde de commissie de luchtbeschermingstaak geven. Om als zodanig te fungeren moest de commissie eerst opgeheven worden, want een Commissie voor Vrijwillige Burgerwacht, die tegelijkertijd luchtbeschermingsdienst was, kon niet. Als compromis werd bereikt dat de commissie weer rustend, dus inactief, zou worden met ingang van 1 juli 1937. Tegelijkertijd zou de commissie dan de luchtbeschermingstaak op zich nemen. Twee jaar later bleek deze constructie, een dubbele luchtbeschermings- en burgerbewakingstaak, niet meer te mogen. De wet op de weerkorpsen, die op 1 februari 1939 in werking trad, had tot gevolg dat de statuten van de commissie gewijzigd moesten worden. Het was de vraag of dat nog zinvol was, gelet op de geringe belangstelling voor de commissie, zeker nu ook de luchtbeschermingstaak, die de commissie nog had, wegviel. In de commissievergadering van 17 februari 1939 werd unaniem besloten om de commissie op te heffen. Nooit heeft de commissie haar doelstelling: het verdedigen van lijf en goed tegen revolutionairen en andere agitatoren, in praktijk gebracht. Dit is trouwens nergens in Nederland gebeurd.