Overzicht relaties

Boekdrukkers-, Boekbinders- en Boekverkopersgilde te Haarlem

Hierarchisch bovenliggend
Voorgangers en opvolgers
Identiteit
Andere namen
Provisionele Commissarissen van het ontbonden Boekdrukkers-, Boekbinders- en Boekverkopersgilde te Haarlem
Beschrijving
Bestaansperiode
Begindatum
1616
Einddatum
1804
Plaatsen
Haarlem
Geschiedenis

De eerste keur voor het Boekdrukkers-, Boekbinders- en Boekverkopersgilde is die van 19 januari 1616 (K en O, II, 74) waarbij de eisen voor de proef van de aanstaande boekbinder en die van de aanstaande boekdrukker zijn vastgelegd en ook bepalingen werden gemaakt voor het aannemen van knechten en leerjongens. Boekdrukkers en boekbinders konden tegelijkertijd boekhandelaren zijn en mochten dan, met uitsluiting van anderen, allerlei schrijfbehoeften verkopen, wat voor een deel (schrijfpapier) ook toegestaan was aan het Kramersgilde. Het bestuur van het gilde bestond uit een deken en twee vinders. Deze keur is nader toegelicht en aangevuld op 7 juli en 25 mei 1616 (K en O, II, 77) en op 6 mei 1619 (K en O, II, 78) en hernieuwd op 4 september 1709 (K en O, II, 78). Een geheel nieuwe keur werd gegeven op 9 september 1788 (verv. K en O, II, 216). De in deze keur vereiste 'Instructie voor den gildenknecht van het Boekverkopersgilde' werd vastgesteld op 11 oktober 1788 (Verv. K en O, II, 217). Boekdrukkers en boekbinders konden tevens leden van het Schilders- of Sint Lucasgilde zijn. Na 1798: Provisionele Commissarissen van het ontbonden Boekdrukkers-, Boekbinders- en Boekverkopersgilde. Het archief is op 14 februari 1805 overgeleverd aan de Commissarissen over de neringen en handteringen. De gilden waren verenigingen van ambachtslieden van eenzelfde ambacht, aanvankelijk bedoeld ter onderhouding van hun altaar, later meer voor hun gemeenschappelijke belangen. De oudste gilden hadden een altaar in de Grote of Sint Bavokerk, waar missen ter nagedachtenis aan de overleden leden werden gelezen. Om tot een gilde toegelaten te worden was doorgaans een gildeproef vereist alsook entreegeld. Veel gilden onderhielden een eigen bos ten behoeve van hun arme of zieke leden of tot het doen van uitkeringen bij sterfgevallen. Knechtsgilden zijn doorgaans alleen met dat doel opgericht. De gilden zijn in 1798 ontbonden, maar tot 1805 bestuurd door Commissarissen voor de ontbonden gilden.

Beheer
Identificatiecode van de instelling
Noord-Hollands Archief
Publicatiestatus
Definitief
Niveau van detaillering
Gedeeltelijk
URL (permalink)
https://hdl.handle.net/10648/5bb19dee-bd6f-4d1b-8957-2c906067bebf