Bij publicatie van 14 december 1804 werd de Commissie ingesteld, die bestond uit vijf personen, en die toezicht moest houden over de neringen, ambachten, fabrieken en trafieken. De oude gilden herleefden daarbij met veel oude bepalingen, zij het, dat zij nu onder één centraal beheer kwamen. In 1805 kwam echter een streven op naar een vrijere ontwikkeling van de bedrijven, met als gevolg de wet op de corporatiën. De corporaties vervingen de oude gilden zonder hun beperkende bepalingen (30 januari 1808). De Commissie bleef bestaan als Opperdirecteuren van de Corporatiën van Neringen, Ambachten en Bedrijven. Verschillende oude grootindustrieën (linnenweverij, kantrederij en smalrederij) waren bij de corporatie niet terug te vinden; daarentegen kwamen weer nieuwe naast de oude op. In 1818 zijn de gilden definitief opgeheven en in 1820 is de liquidatie geregeld, welke nog geruime tijd in beslag heeft genomen.