De Commissie van superintendentie werd op 12 april 1805 ingesteld door de raad en bestond uit drie leden van de raad en uit drie leden van de burgerij, deze laatsten werden door de raad gekozen. De commissie werd belast met het toezicht over de van stadswege gesubsidieerde godshuizen. Dit waren het Verenigd Diaconie- en Aalmoezeniersarmenhuis, het Sint Jacobs Godshuis en het Evangelisch Luthers Wees- en Oudeliedenhuis. Het archief bevat wat stukken van het archief van het Verenigd Diaconie- en Aalmoezeniersarmenhuis. Het gaat om genummerde ingekomen stukken, 1795-1805, in inv.nr. 3. Deze stukken zijn dan gericht aan de regenten of bestuurders van het Verenigd Diaconie- en Aalmoezeniersarmenhuis. Maar ook na 1805 komt het voor dat de brieven hieraan gericht zijn. In 1816 klaagt de Grote Diaconie van de Nederlands-Hervormde Gemeente te Haarlem over de aanstelling van superintendenten van stadswege. De raad besluit de situatie echter niet te wijzigen. Een opheffingsdatum van de Commissie van superintendentie is niet aangetroffen. Hoewel er geen archief van na 1818 is aangetroffen, vermeldt het register van ambtenaren en bestuurderen aangesteld door het stads- of gemeentebestuur (zie in het archief van het Gemeentebestuur Haarlem, 1813-1957, inv. nr. 3589) dat er in 1859 nog een superintendent is aangesteld. Uit het stadsarchief werden de nummers kast 16.463, kast 16.464 en kast 16.465 ingevoegd als inv. nrs. 9-11. De inventarisnummers 7 en 8 uit de oude inventaris: een kasboekje van het overzetveer over het Spaarne, 1818-1834 en rekeningen van dit overzetveer 1818-1860 (inv.nr. 7) en een kasboekje met recognities van optredens van toneelspelers en boetes, 1818-1822 (inv.nr. 8) waarvan de inkomsten bestemd waren voor de gesubsidieerde godshuizen, zullen t.z.t. worden opgenomen in het archief van de gemeenteontvanger van Haarlem. Deze archiefstukken zijn nu toegankelijk via band 8: de lijst met stukken vóór 1899 op te nemen in het archief van de gemeenteontvanger.