In het 'Verslag van den toestand van het middelbaar onderwijs' over 1874 is te lezen: "De overtuiging dat de lagere klassen der Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus met het oog op de eischen van het onderwijs te sterk bevolkt waren, had onze commissie aanleiding gegeven om op eene splitsing dier klassen in parallelklassen en tevens op eene volledige scheiding van die school en de Latijnsche school aan te dringen. Van het beginsel uitgaande dat het groot verschil in maatschappelijken werkkring, waartoe de leerlingen der Hoogere Burgerscholen worden opgeleid, de aan-neming van hetzelfde leerplan niet wenschelijk maakte, meende Uwe commissie dat de noodig gebleken oprigting van nieuwe klassen aan de uitvoering van dit beginsel dienstbaar moest worden gemaakt". Nadat eerder in 1867 in Amsterdam de Handelsschool was opgericht, kwam men ook in Haarlem tot het besef dat er behoefte bestond tot het geven van handelsonderwijs, naast de andere vormen van vakopleiding die al enige tijd bezig waren een plaats in ons onderwijsstelsel te veroveren. Deze eerste aanzet kreeg zijn vervolg in de HBS voor Handel en Nijverheid en de latere HBS-A.